vrijdag 21 mei 2010

‘Atlantisch rendez-vous, verhalen uit de Kraalzee’ is zojuist uitgekomen.

“De Antilliaanse regering zal de herstructurering van het gehele Koninkrijk der Antilliaanse Nederlanden voortvarend ter hand nemen”

Lommel, 21 mei 2010. Uitgeverij Free Musketeers presenteert met trots het tweede boek van Willem van Lit, de gebundelde weekboekafleveringen “Atlantisch rendez-vous, verhalen uit de Kraalzee”.


Willem van Lit stelt in een aflevering van zijn weekboek voor dat de herstructurering van het Koninkrijk der Antilliaanse Nederlanden door de Antilliaanse regering geregeld wordt. Willemstad Curaçao vindt naar Caribische vorm en norm de volgende maatregelen noodzakelijk. “Binnen het Koninkrijk moeten we naast de versterking van justitie nog heel snel drie dingen doen en dat zijn:
1. we richten een extra ministerie op voor Nederlandse Zaken;
2. we bieden de Nederlanders het volwaardige Antilliaanse staatsburgerschap aan;
3. we zullen de Antilliaanse gulden als koninkrijksmunt invoeren”.
Voorts suggereert hij onder andere dat het IJmondgebied bestuurlijk ondergebracht kan worden bij Aruba of Bonaire. Hierbij zou Nederland enige zekerheid krijgen dat het overeind blijft in het Europese geweld.

Zo vat de auteur de beleidsrelatie samen van de Caribische eilanden met Nederland. In omgekeerde zin nu maar eens. Klinkt dit onverdraaglijk? Lees hierover in zijn nieuwe bundel. Er is nog meer te genieten. En hij lijkt te zeggen dat er haast bij is; immers het Koninkrijk der Nederlanden gaat binnenkort echt op de schop.
In de periode van juni 2003 tot juni 2006 beschreef Willem van Lit in 158 weken zijn observaties over eilanden in de Caribische zee, ook wel Kraalzee genoemd. Hij heeft deze afleveringen eerder op internet gepubliceerd bij het toen befaamde Schrijfnet. Lezers van zijn weekboek stimuleerden hem deze afleveringen te bundelen en uit te geven.

Het weekboek is meer dan een kroniek van gebeurtenissen. Van Lit wilde niet zo maar anekdotisch schrijven. Hij zocht naar diepgang en reliëf. Hij speurde constant naar contrasten en achtergronden bij de oppervlakkige verschijnselen en waarnemingen. “Ik probeerde achter de vluchtigheid van de verschijnselen continuïteit te ontdekken, een substantie van gedurige waarde. Dit lukte ook wel voor een deel, maar hierbij ontdekte ik dat het verval of de afbraak van die structuren net zo boeiend kon zijn”. Hij wisselt humor af met ergernis, verwondering, speelsheid, verdriet, trots en peinzend sentiment. Maar altijd gaat het om passie en grote betrokkenheid, die in deze bundel de hoofdmotieven zijn. Het boek is tevens verluchtigd geïllustreerd met 28 kleurenfoto’s.

Bij Free Musketeers is van dezelfde auteur in maart 2009 zijn eerste boek gepubliceerd: “De Caribische eilanden, het alternatief”.

Prijs: € 24,95
ISBN: 978-90-484-1268-6


Te verkrijgen via elke boekhandel, maar ook via online boekverkopers:
www.bruna.nl
www.ako.nl
en vanaf dinsdag 25 mei via www.bol.com

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de auteur W.A. van Lit, Lommel (België).
wavanlit@hotmail.com

dinsdag 4 mei 2010

“Nomade”, reflectie over een boek van Ayaan Hirsi Ali

Een fenomenaal relaas dat iedereen zou moeten lezen.

Nomade is “(1) de benaming voor zonder vaste woonplaats rondzwervende steppebewoners, (2) iemand die een zwervend bestaan leidt”. Zo staat het in Van Dale. Het is duidelijk wat de intentie van de titel van dit boek is dat ik met een mengeling van afschuw en verwondering heb gelezen. De beklemming van ongrijpbare en overweldigende dreiging heeft ze indringend geformuleerd. Ayaan heeft in een soepele stijl verteld, zoals op de flaptekst door de Duitse krant DIE ZEIT is verwoord: “De dramatische verhandelingen van een persoonlijke revolutie”. Ayaan vertelt hoe zij die revolutie op geheel eigen wijze doormaakt, want het proces van omwenteling is nog niet voltooid.

Een steppe is een uitgestrekte vlakte slechts begroeid met gras en mos. Het is een gebied waarin landbouw niet mogelijk is. Ayaan gebruikt de steppe als metafoor op verschillende niveaus: het is het terrein waarop mensen in Somalië en andere delen van Afrika moeten leven. Het is tevens het mentale terrein waarop mensen, die de Afrikaanse steppe verlaten voor een beter leven, terecht komen als ze naar de moderne wereld komen en het is het ontzaglijke terrein waarop Ayaan zelf haar boek heeft geschreven. De steppe geeft mensen enorme leefruimte, maar het betekent niet dat er dan ook vrijheid is. Dat laatste is nu juist waar het gevecht over gaat.

“Al mijn familieleden wilden heel graag modern zijn. Ze hunkerden naar vrijheid, maar zodra ze die hadden gevonden, raakten ze erdoor in de war en gingen ze eraan ten onder”.

Een nomadenbestaan is in materieel opzicht een armoedig bestaan. Mensen zijn ten enenmale afhankelijk wat de bodem opbrengt. Er zijn geen mogelijkheden tot ontwikkeling te komen in technologische zin. Om het naakte bestaan te behouden en zichzelf te beredderen is op de steppe clanvorming noodzakelijk. Men kan doorgaans alleen overeind blijven door toepassing van geweld om de gevaren (van zowel dieren als vreemde mensen) te weerstaan. Net als op zee (het beginsel van de “mare liberum”) is op de steppe sprake van het recht van de sterkste. De steppe is van niemand en van iedereen. De clan is de enige groep die bescherming kan bieden in dit niemandsland. Uit deze situatie is een geweldscultuur ontstaan, waarbij eer, wraak en bescherming van de zwakkeren in de eigen clan centraal zijn komen te staan. Het is de logische structuur van volkeren die onder druk van deze omstandigheden moeten leven. Bescherming van de zwakkeren in de eigen clan leidt er onder andere toe dat vrouwenlevens minder waard lijken te zijn. Je kunt beter jongens hebben, omdat die “als krijger op te voeden” beter in staat zijn de clan te beschermen tegen de buitenwereld.

“We maken onze zonen.Het is het drama van de tribale moslimman en met name van de eerstgeborene: de overdreven verwachtingen, de rampzalige ijdelheid, het onzekere gevoel van eigenwaarde dat gebaseerd is op de onderdrukking van de ene groep (vrouwen) om het zelfbeeld van de andere groep in stand te houden”.

Deze cultuur wordt nog versterkt door het waardestelsel van de Islam, een van de drie wereldgodsdiensten (met het Jodendom en het Christendom)die alle hun oorsprong hebben gevonden in het Midden-Oosten. Vanuit de steppe in Afrika belanden velen in één klap op de steppe van de westerse wereld, waarin men de schok van de herwaardering van alle waarden meemaakt. En dit komt in de zelfde mate bedreigend over; men zit namelijk nog met hart en ziel aan de clancultuur geklonken.

De drie wereldgodsdiensten uit die aride contreien zijn in hun naakte vorm even rigide en inhumaan. Alle drie prenten ze de volgelingen de hoop in van een verlosser of verlossing en een hiernamaals. Dit hiernamaals zal álles compenseren en belonen, ook de pijn over ingehouden woede door structurele kleinering, gefnuikte trots en onderdrukking als prijs voor de volgzaamheid in dit leven. De ene godsdienst kweekt de hoop op verlossing op de ene manier, de andere weer anders. Geweld ligt aan de basis van elk van de drie. Het is slechts een kwestie van tijdgeest; het Christendom heeft de inquisitie bedreven, zoals de Islam de jihad praktiseert. In de Islam is de connectie met de woestijncultuur nog het sterkst voelbaar. In deze ideologie lopen woedecomplexen, mythe en clancultuur nog voelbaar door de hele fysieke en mentale uitstraling heen. Het is niet alleen een religie; de Islam geeft ook talrijke voorschriften op sociaal gebied en leefwijze, zodat er bijzondere sociologische en psychologische structuren ontstaan. Deze voorschriften, die voor het overgrote deel gebaseerd zijn op een leven in de woestijn, hebben een dwingend juridisch kader in de context van die laaiende steppes van Afrika. Bij het Jodendom en het Christendom heeft de vermenging met andere complexen zoals de Verlichting geleid tot een veel opener en tolerantere manier van samenleven.

Onlangs opperde iemand dat er juist onder niet-godsdienstige ideologieën meer mensen afgemaakt zijn en hiermee bedoelde hij het fascisme en communisme. Deze twee gewelddadige stromingen (beide ook voorkomend uit de Verlichting, maar ook verwant aan de Christelijk-Joodse cultuur) koesteren in feite dezelfde hoopmentaliteit en dezelfde woedecomplexen die zich ongericht en massaal hebben kunnen uiten, juist door hun rationele toepassing van methoden en middelen. Het was de bureaucratie van de wraak. De beschikbaarheid van de moderne technologie maakte de massaliteit van vernietiging mogelijk.
Slechts de echt rationele vervlechting van de Verlichting, waarin de dialoog en het debat als motor en energiebron worden gebruikt in samenhang met het krachtenveld waarin de contemplatieve ideologieën zich ontwikkelen, lijkt de enige hoop te vormen voor een humane samenleving. Maar de balans blijft fragiel.

Ayaan vertelt in haar boek over de quasionmogelijke opgave te ontsnappen aan de verstikkende benauwdheid van de clancultuur met de structurele onderdrukking van de vrouw in de Islam. Voor haar is er geen sprake van evenwaardige culturen.

“Een harde les die ik geleerd heb, maar die veel goedbedoelende westerlingen maar met moeite kunnen accepteren, is dat alle mensen gelijkwaardig zijn, maar dat niet alle culturen en godsdiensten gelijkwaardig zijn”.

En dat ontsnappen gaat gepaard met schrijnende schaamte (als onderdeel van het woedecomplex, dat gestold is in haat), met mededogen, diep verdriet, angst, nijpend schuldgevoel en verbijsterend ongeloof. Ayaan is perplex over onder andere de houding van westerse feministen, die het probleem van structurele onderdrukking van de eigen sekse niet willen onderkennen.

“Volgens de Koran en de sharia zijn man en vrouw niet gelijk. De vrouw is in fysiek, intellectueel, emotioneel en moreel opzicht inferieur aan de man, en de vrouw heeft dan ook minder rechten. De Koran stelt dat de vrouw de helft erft van wat een man zou erven: ‘God draagt u op ten aanzien van uw kinderen: voor de knaap zoveel als het aandeel van twee meisjes’ (4:11). Het getuigenis van de vrouw is voor de islamitische rechtbank half zoveel waard als dat van een man. Zelfs in een verkrachtingszaak geldt dat het getuigenis van het slachtoffer de helft is van dat van de dader’, enz. (pagina 191/192).

Verder zegt ze dat de westerse mens niet (meer) weet wat het betekent onvrij te zijn en wat onderdrukking en verdrukking willen zeggen.

Moslims kijken naar ons en ook naar mij als een Christen. Ik was dat ooit, maar ik ben dit intussen niet meer. Ik wil niet meer gezien worden als Christen in die traditioneel religieuze aanduiding. Ik wil en kan niet meer worden vastgepind op een dergelijke kwalificatie. De secularisatie van onze samenleving heeft massale vormen aangenomen en met mij zijn er velen die zichzelf niet meer als Christen willen zien. Zelf heb ik in mijn tienerjaren ook een periode van ontvoogding doorgemaakt, waarbij ik ontsnapte uit een benauwd katholiek kader. Ook in die besloten wereld deinsden de “goede herders” niet terug voor straf en vergelding (met zelfs nog een milde vorm van lijfstraffen) als we niet voldeden aan de eisen en de vormen die werden gesteld. Het waren de jaren 50 en 60 in Nederland en België, waarbij de clerus zeker in kleine dorpsgemeenschappen nog de toon, het ritme en de dans bepaalde.

Uiteraard staat dit in schriele verhouding tot de ultiem dwingende moslimcultuur in een clansamenleving zoals Ayaan die beschrijft, maar ik begrijp enigszins de enorme opluchting en het gevoel van bevrijding nadat je eraan ontsnapt bent. Ook in mij heeft nog lang daarna een schuldgevoel geklemd, maar ik hoef niet in de wezenloze angst te leven dat ik zal worden omgebracht omdat ik mijn geloof heb afgezworen en me van de kerk heb afgekeerd.

Het knappe en tegelijkertijd ontroerende ervan is dat Ayaan zegt zonder ressentiment terug te kijken naar die periode waarin ze haar persoonlijke revolutie heeft doorgemaakt. Ze wil de terreur van de haat en woede niet in zichzelf een voedingsbodem geven om met eeuwige wrok te blijven zitten. Dit deelt ze op eenvoudige en serene wijze mee aan haar nog ongeboren dochter in het laatste hoofdstuk.

Willem van Lit
25 april 2010


Nomade
Ayaan Hirsi Ali
Uitgeverij Augustus
Maart 2010