dinsdag 1 december 2009

Jongensjaren

Muren laten op hun vlakke aandacht
weten wat hooghartig is
maar ik verroer me evenmin
en zo is mijn verzet,
onverstoorbaar in de pit van zwijgen,
kazemattenkalmte.

Daar staat mijn brits.
Die wacht maar.

Het licht dat is verweerd
komt in het geestesoog weer helder terug.
De tijd breekt alle wonden open.
De tevredenheid verteert zo dringend;
ik verbaas me over spijt
die me verstoort en klemt.

Ik weet nog dat we dachten –
we drongen in ons spel naar voren –
dagen ongenadig te beheersen,
uren om te slaan als pagina’s
gelezen pracht
om snel te groeien.
We leerden ras van het bestaan.

De stad leek onverwoestbaar,
vol, gedurig en voor altijd;
huizen stonden weerbaar van
geduld geschouderd.
We wilden mannen worden
hier in deze straten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten