zondag 1 juli 2012


Smokkelwaar (in acht kwatrijnen)

Ik laat me graag een keer door jou fouilleren
en zoeken op het lijf en in mijn kleren
naar contrabande die je niet passeren laat.
Ik zal me bij gelegenheid ook niet verweren.

Je denkt dat ik hier weg ga en je wil ontlopen,
ik spullen van je heb die ik dan ga verkopen.
Je zegt, je wil me onderzoeken aan den lijve.
Tast toe want ik blijf stil en stel me voor je open.

Ik sta gereed; je kunt erbij, ik laat me visiteren.
Eens kijken wat je vindt, dan kan ik reageren.
Misschien heb ik nog wat vergeten aardigheden
die jij bij mij vergaart, verbruikt en gaat verteren.

Je mag mijn armen spreiden, handen recht naar voren,
een muur als steun, mijn evenwicht dan schier verloren,
de vingers ver uiteen, de voeten staan wat wankel
uit elkaar geplaatst, je stem heel dringend in mijn oren.

Oké, kom staan, ik wil dan nu hier bovenaan beginnen,
je kraag, de buitenkant en zo ook nog naar binnen,
even voelen of ik in de randen soms iets raars kan vinden.
Heb je ’t soms verborgen op een plek die ik niet kan verzinnen?

Armen hoog; ik ga vanaf je schouders naar beneden,
de oksels, langs je borst, maar geen handtastelijkheden.
Je rug dan nog, je heupen langs je benen naar je voeten
Wat voel ik hier? Ha, toch nog wél wat ongerechtigheden!

Of wacht … het zijn bevalligheden die je aan mijn ogen
hebt onttrokken; dat heb je dan heel knap weloverwogen
en gedurfd gedaan opdat mijn handen het ontdekken zouden,
expres, vooropgezet; dat zie ik aan je dwaze twinkelogen.

Je wilde me verlokken met suggesties en met grappen,
dat ik je zou verbieden weg te gaan en op te stappen.
Ik moest je wel betasten op intieme zaken en op delen,
het is met veel plezier gedaan: dat ik je kon betrappen.